woensdag 27 oktober 2010

But in a sieve I’ll thither sail

Koningin Elisabeth I zat op de Engelse troon van 1558 tot 1603 en in deze periode liet zij meerdere Koninklijke portretten maken: de koningin met de hermelijn, de koningin met de waaier en twee staatsieportretten van de monarch met een zeef (uit 1579 door Georges Gower en een uit 1580-1583 door Quentin Metsys de Jongere of Cornelius Kettel).



Kunsthistorici duiden de attributen van de ongehuwde koningin als emblemata van de maagdelijkheid, inclusief de afbeelding van de zeef (R. Strong, Gloriana, the Portraits of Queen Elizabeth I, London: Thames and Hudson 1987). Alle onderdelen van deze schilderijen vertellen een deel van de boodschap die het koningshuis over zichzelf wil overbrengen. De hermelijn is bijvoorbeeld een dier dat al voorkomt in het wapen van de hertogen van Bretagne, en benadrukt in de zestiende eeuw dat de wortels van de koninklijke familie en het koningschap terug gaan tot het jaar 1381.




De zeef heeft een ander verhaal. Volgens de overlevering brengt een van de Vestaalse maagden tijdens een proces dat tegen haar was aangespannen wegens vermeende ontucht, in een zeef van de Tiber een schep water uit de rivier naar de rechters. De zeef kan ook gebruikt worden om het goede graan van het kwade te scheiden, en is zodoende een symbool van rechtvaardige leider. Maar op het zeefportret uit 1579 staat ook een globe afgebeeld en op het zeefportret uit 1580-83 komt ook een vooraanstaande hoveling voor, Sir Christopher Hatton, vriend van de koningin in begunstiger van ontdekkingsreizigers als Walter Raleigh en Francis Drake. De zeef heeft dus blijkbaar ook een duiding die samenhangt met zeereizen. Deze betekenis van de zeef wordt eind zestiende eeuw vaker gebruikt, natuurlijk is een door wormgaten doorstoken schip een crible of zeef, maar de zeef werd in deze periode gebruikt om mee te navigeren. De proces-verbalen van een beroemd proces van de Schotse koning James I tegen heksen en tovenaars bevat gegevens over zo een zeefvaart. Een zeldzaam boekje bevat de verslagen van dit proces: News from Scotland, Declaring the damnable life of Doctor Fian a notable sorcerer, who was burned at Edenbrough in Ianuarie last in 1591 uitgegeven in London. Een van de verdachten tijdens het proces, Agnes, vertelde aan de koning: ‘with a great many other witches, to the number of two hundreth, all together went to sea, each one in a riddle or cive, and went into the same very substantially, with flaggons of wine, making merrie, and drinking by the way in the same riddles or cives, to the kirke of North Barrick in Lowthian, and that after they landed they tooke hands on the lande and daunced a reill or short daunce.’ Na deze geslaagde zeereis komt de zeef vaker voor in verhalen, nog ouder is de zeef in The Flyting of Montgomerie and Polwart (rond 1585): ‘To saill sure in a seiff but ompasse or cairt.’ In het toneelstuk van sir W. D’Avenant, Albovine uit 1629 komt ook de zeef voor: ‘He sits like a witch sailing in a sieve.’ Zelfs bij de Grieken was de spreekwoordelijke zeefreis al bekend: ‘έπί ρίπους πλειν’, ‘varen op een biezenmat’ stond voor het volbrengen van een moeilijke opdracht. ‘C’est de la Shakespeare !’ riep iemand het uit bij de eerste opvoering van Ubu Roi. De Tudor auteur William Shakespeare, schrijft in zijn Macbeth, (geschreven in 1605, Ie acte, IIIe scene):

‘Aroint thee, witch! - the rump-fed ronyon cries.
Her husband’s to Aleppo gone, master o’the Tiger:
But in a sieve I’ll thither sail,
And, like a rat without a tail,
I’ll do, I’ll do, and I’ll do.’

In de vertaling van Marcel Schwob in 1899 opgevoerd in Parijs met Sarah Bernhardt als Hamlet wordt dit:

‘« Arde, sorcière », crie la trogne gloutonne. Son mari, patron du Tigre, vogue vers Alep : mais dans un crible y volerai, et comme un rat à la queue coupée, travaillerai, travaillerai, travaillerai.’

De uitleg van Jarry in Faustroll over de mogelijkheden om in een zeef te varen, mede op grond van de nieuwste wetenschappelijke literatuur die rond 1898 bekend was, heeft dus al een langere voorgeschiedenis die doet vermoeden dat het welhaast mogelijk moet zijn om met een zeef te navigeren.


B.D.
Régent de Navigation Épigéenne


maandag 25 oktober 2010

Een kleine typologie van bepaalde vliegtuigen






Een kleine typologie van bepaalde vliegtuigen

Tegenwoordig schijnt de luchtvaart een zeer veilige vorm van transport te zijn, ondanks enkele kleine ongelukken de afgelopen jaren. De vliegtuigen waarvan hier een typologie geven zal worden hebben ondanks de veelal uiterst rudimentaire bouwwijze weinig kans op neerstorten of een ongelukkige landing. Niettemin zijn er meerdere passagiers die angstig kijken op de foto’s.

























Opvallend is dat het merendeel naar links vliegt, terug in de tijd, in weerwil met alle adviezen van de semiotiek. Deze vliegtuigen zijn als de as van Dr. Faustroll, een skiff van ijzerdraad, zo lek als een zeef, waarmee zonder gevaar voor de inzittenden een landluchtreis gemaakt kan worden.



B.D.
Régent de Navigation Épigéenne

Barbadian Landship Movement



De idee van het spelevaren als een serieus spel komt op Barbados tot uiting in de activiteiten van de Landship Movement waarbij de imitatie van de bewegingen van een schip centraal staan. Hoewel het eiland omgeven is met zee zullen de leden van de Barbadian Landship Movement niet te water gaan. De geschiedenis van de Landship Movement begint eind achttiende eeuw, als een gepensioneerde zeeman de organisatie opricht. Deze Moses Wood had gediend bij de British Royal Navy en miste het leven en de kameraadschap die hij had leren kennen. Andere bronnen geven aan dat de Landship is opgericht in 1837 in de Seamen’s Village van Britton’s Hill. De structuur van de Landship heeft grote gelijkenis met die van de British navy, met vergelijkbare rangen van Lord High Admiral, Captain en Boatswain en bijbehorende medailles en lintjes. Elk schip is verbonden met een ‘dock’, het clubhuis van de groep die samen de Landship vormt. Elke groep kiest de naam van een marine schip en trekt dan door de dansend straten waarbij symbolisch de vaart van het schip door zwaar weer wordt nagebootst, bijgestaan door muziek van een drum corps Tuk Band die functioneert als de motor van het schip. Het schip heeft voor zijn naam de afkorting BLS staan: Barbados Landship. Voor de onafhankelijkheid van Barbados stond hier de afkorting HMLS, dat stond voor Her Majesty’s Landship. De tocht door de straten lijkt op de parades van het koloniale Engelse leger, waarbij woorden als satire en mimicry worden gebruikt. Zo is een van de marsvormen exact het tegendeel van de Engelse marspas, waarbij eerst de rechterhand naar voren gaat, en dan het rechter been. Andere marsformaties hebben namen als ‘Changing of the Guard’, ‘Sinking Ship’, ‘Admiral’s inspection’ en ‘Rough seas’. Mannen zijn veelal gekleed in een marine uniform met witte blouse, vrouwen gaan gekleed als ‘navy nurse’. Aan boord spreekt de crew een marinetaal, die Jack Tar genoemd wordt. Tegenwoordig worden de scheepsbewegingen te land in de stijl van de landvaart van Dr. Faustroll gereguleerd door de Council of the Barbados Landship Associations.




B.D.
Régent de Navigation Épigéenne

------

A.C. Downes, ‘Sailing from colonial into national waters, a history of the Barbados Landship’, Journal of the Barbados Museum and Historical Society 46 (2000) p. 93-122.
M. Shales, Barbados (London: New Holland 2007)
H.S. Pariser, Explore Barbados (San Francisco: Manatee Press 2000)
S.V. Johnson, Socio-Cultural Implications of the Barbados Landship (unpublished Caribbean Studies thesis, University of the West Indies, Cave Hill, 1976-77)
A.J. Randall, Music, power, and politics (Routledge 2005)
The Landship, an anthology of its music (Pinelands Creative Workshop 2006)

zondag 24 oktober 2010

Julien Torma

Julien Torma

Julien Torma, een vuistdikke bundel verzameld werk, enkele vage foto’s, geen of weinig sporen in de registers van de burgerlijke stand. Wij weten dat hij bevriend was met Léon-Paul Fargue, Max Jacob, René Daumal, Robert Desnos, René Crevel en de filmregisseur Jean Vigo. Brieven en opdrachten in boeken zijn hier de getuigen van. Torma bezocht de bijeenkomsten van de surrealisten, maar stond eerder kritisch tegenover deze groep schrijvers en schilders. Bijna te mooi om waar te zijn, het lijkt er op dat Torma op deze wijze, door verwijzingen in de voetnoten van de memoires en briefwisselingen van deze avant-garde voormannen alleen bestond om zich van een plaats in de literatuurgeschiedenis te verzekeren. Ook het werk van Torma bestaat deels bij de gratie van andere schrijvers. Zijn mystieke debuut La Lampe obscure ontstond in 1920 onder invloed van Max Jacob. Het tweede boek, Le Grand Troche, is opgedragen aan René Crevel. Zijn rol als middelpunt van de avant-garde blijkt tevens uit de handgeschreven opdrachten die Torma in zijn boeken schreef. In het vuistdikke Ecrits définitivement incomplets neemt het een heel hoofdstuk in beslag. Met bijvoorbeeld een Le grand Troche opgedragen aan: ‘à Jacques Rigaud [sic] avec cent coups de canon comme convenu! J Torma’.

Ondanks de namen van beroemdheden die Torma omringen, bevat zijn biografie vele onopgehelderde episoden. De biografen vullen pagina’s met waarschijnlijkheden en vermoedens en delen hier hun onkunde met de lezer. Het merendeel stelt dat Torma in 1902 in het Noord-Franse Cambrai is geboren en in 1933 tijdens een verblijf in het Oostenrijkse Vent verdwenen is. Torma heeft dan enige boeken gepubliceerd, hoewel deze niemand zijn opgevallen, recensies ontbreken, in tijdschriften uit deze periode is geen spoor van hem te vinden. In de dertig jaar die zijn leven omspannen, heeft hij beide ouders verloren, groeide hij op bij zijn oom in de Batignolles, een buurt in Parijs nabij Montmartre, werkte hij als corrector voor een krant en als commissionair in de Parijse Halles en uiteindelijk reisde hij naar Salzburg.

Een bredere bekendheid krijgt zijn werk pas vanaf begin jaren 1950 na enkele door het Collège de ’Pataphysique uitgegeven postume werken en de publicatie van biografische notities over Torma in de tijdschriften van het Collège. Een van de toonaangevende personen van het Collège de ‘Pataphysique, Jean-Hugues Sainmont, publiceerde in het 7e nummer van de Cahiers des Collège een ‘Hommage à Julien Torma, le plus grand pataphysicien du XX° siècle’. Inmiddels waren de meeste van de hierboven in verband met Torma genoemde personen overleden, evenals zijn vrienden Jean Montmort en Philippe Merlen. Jean Montmort en Torma kenden elkaar sinds hun jeugd, Montmort was de uitgever van Torma’s boeken, beheerde de nalatenschap van zijn vriend en werd de eerste biograaf. Montmort stierf in 1940 tijdens een beschieting van een brug bij Sully-sur-Loire, hij maakte de gloriejaren van Torma niet meer mee. Philippe Merlen – sinds 1932 met Torma bevriend – trad toe tot de Waffen-SS en pleegde zelfmoord in maart 1944. Merlen was weer bevriend met de filosofieleraar Emmanuel Peillet, die onder het pseudoniem ‘Sainmont’ bekend stond, hetgeen kan verklaren hoe Torma aan het Collège de ’Pataphysique gelieerd is.
Gefascineerd door de onvolledige biografie hebben meerdere onderzoekers het vermoeden geuit dat hij nooit bestaan heeft, dat Torma een fictief persoon is, dat het misschien een vervalsing betreft, of dat iemand de naam Torma als pseudoniem heeft gebruikt. Als auteur zijn de namen van L.-P. Fargue, R. Daumal of leden van het Collège genoemd, evenals Montmort. Bovendien is gespeculeerd dat een onbekende schrijver zich verborgen heeft achter het pseudoniem Torma.

Was de naam Torma een pseudoniem? In Noord- Frankrijk zijn tussen 1880 en 1910 drie personen geregistreerd met de naam Torma, in Hongarije was het echter een gangbare familienaam, in de 40tiger jaren van de vorige eeuw was de Tsjecho-Slowaakse (maar van Hongaarse oorsprong) bokser Július Torma actief, die in finale tijdens de Olympische Spelen de Amerikaan Hank Herring in de categorie tot 67 kg versloeg. In Hongarije is ook een mayonaise Torma te koop, zover na te gaan met rettich. In Litouwen ligt een dorp met de naam Torma en in het Tibetaanse boeddhistische geloof worden bij de offeranden torenvormige koekjes met de naam Torma gebruikt. De naam is ook een anagram (waarbij een letter over blijft) van de naam Mozart, hetgeen de reis naar Salzburg zou kunnen verklaren.

Voor enkele academici is Torma verworden tot het voorbeeld van de literaire falsificatie, voor anderen is hij een cultheld, icoon vanwege de hem toegeschreven zelfmoord. Niet zozeer omdat onduidelijk is of het daadwerkelijk een zelfmoord betrof, nadat hij op 31 jarige leeftijd in Vent verdwenen is – gone with the wind – veeleer omdat hij weigerde nog langer te publiceren.

Torma schreef over Dr. Faustroll en zijn reisgenoten: ‘Noch de personen, noch hun avonturen zijn echt. (...) Ze bestaan ook niet imaginair.’ De door Torma geschreven brieven, ongeacht door wie ze geschreven zijn, spelen een belangrijke rol als bron van de theoretische beginselen van de ’Patafysica. Torma ageert in zijn geschriften tegen de artikelen van Daumal zoals in zijn reeks ‘La pataphysique du mois’ verwoord, die tussen 1929 en 1940 in Bifur en de NRF verschenen. De mogelijkheid had bestaan om zoals de futuristen, dadaïsten en surrealisten dat deden, een manifest, een ’Patafysisch Manifest, op te stellen. Maar besloten werd de brieven van Torma uit te geven, als beginselverklaring van het Collège. Deze brieven zijn een weerslag van de door Jarry opgestelde definitie van ’Patafysica:

»La pataphysique est la science des solutions imaginaires, qui accorde symboliquement aux linéaments les propriétés des objets décrits par leur virtualité.«


B.D.
Régent de Navigation Épigéenne



Vertalingen van het werk van Torma in het Nederlands ontbreken. De Franse Ecrits définitivement incomplets zijn in 2003 door het Collège de ‘Pataphysique uitgegeven. In het Engels zijn enkele teksten opgenomen in 4 Dada Suicides: Selected Texts of Arthur Cravan, Jacques Rigaut, Julien Torma & Jacques Vache (London: Atlas Press 1995) In het Duits heeft K. Ferentschik enige vertalingen van Torma in zijn ’Pataphysik. Versuchung des Geistes (Berlin: Matthes & Seitz 2006) opgenomen. Euphorismes in het Duits vertaald door door Klaus Völker verscheen bij Matthes und Seitz in 2009.

vrijdag 22 oktober 2010

Hebban olla vogala



De Nederlandse taal is in een bevoorrechtte positie, het oudste bekende geschreven zinnetje in deze taal is een teken van groot patafysisch observatievermogen van de schrijver: “Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic enda thu wat unbidan we nu”. Deze zin is een gedeelte uit een gedicht dat een jonge man op het laatste schutblad van een manuscript neer krabbelde, geschreven in de tweede helft van de 11de eeuw, misschien om zijn pen te testen. K. Schippers geeft de volgende vertaling:

Iedereen doet het met iedereen,
behalve ik en jij,
komt er nog wat van?

De zin, of zo men wil, het gedicht, bevat een waarneming die tot verwondering leidde. Iedereen doet iets, behalve jij en ik. Deze observatie doet denken aan de leer van de clinamen, zoals deze door Epikouros uiteengezet is. Met de introductie van de zgn. ‘declinatie’ gaf Epikouros een definitie aan de idee dat atomen in de oneindige lege ruimte in principe allemaal dezelfde valbeweging maken met dezelfde snelheid. Zij kunnen echter volkomen willekeurig, spontaan en onverwacht plotse afwijkingen van hun baan, wat leidt tot botsingen, vervlechtingen, turbulenties en wervelingen.

De Vlaamse monnik die dit gedicht schreef was doordrongen van de fascinerende zijde van het specifieke, en legt in zijn korte gedicht de nadruk op de uitzondering die zijn leven beheerste. Hij begreep dat het doel niet bereikt kan worden door generalisering. Door te zoeken naar het specifieke, (hij stelde eerst het algemene ‘iedereen’ als regel, maar formuleerde daarop de uitzondering: ‘behalve jij en ik’) kan men voor elk voorval een wet, een wet van het specifieke opstellen. De 'Patafysica plaatst ieder voorval en elke zaak niet in het kader van het algemene (en verdrukt dan de uitzondering achter witsel), maar plaatst de uitzondering in het voetlicht.



B.D.
Régent de Navigation Épigéenne

Cervelat




«König der Schweizer Würste» wordt de Cervelat genoemd, ruim 25.000 ton vlees wordt jaarlijks omgevormd tot worstvormig aanhangsel. Volgens het Schweizer Fleisch-Fachverband is dit een derde van de Zwitserse worstproductie, 160 miljoen cervelat worsten, ongeveer 21 stuk per jaar per inwoner.
De worst uit rundvlees en varkensvlees in echte darm is gerookt en gekookt. In 2008 ontstond in Zwitserland bijna een volksopstand toen de voor de worst benodigde Braziliaanse darmen met de ideale dikte tussen de 32 en 34 mm, op grond van EU regels niet meer ingevoerd konden worden, uiteindelijk besloot het Parlement in Bern tot speciale maatregelen om uitsterven van dit nationale product te voorkomen (Welt, 11 aug. 2008).

Per regio kan de naam verschillen, Cervelas in het Franstalige deel, in Zürich wordt het Servela, in Basel Klöpfer en in St. Gallen zijn het Stumpen (in Oostenrijk wel Safaladi genoemd). De Oxford Companion to Food geeft aan dat de worst van Duitse oorsprong is; in Frankrijk bestaat een “cervelas”, een worst die enkele dagen is gedroogd en dan in water of wijn wordt gekookt. De oudste recepten voor de Cervelat wurst bestaan uit een rijk mengsel van kruiden en specerijen, het was een luxe product (een soort gehakt gemengd met suiker, gember, peper, zout en kaneel). In de negentiende eeuw werden het steeds meer een volksvoedsel, temeer het in de fabriek eenvoudig koud gegeten kon worden. In delen van Duitsland staat de worst bekend onder de naam Bockwurst.

De benaming Cervelatz gaat volgens Le Robert Historique terug tot 1552, toen Rabelais het woord gebruikte (Quart Livre, ch. LIX). Andere bronnen laten het woord terug gaan op Italiaans en latijnse woorden, cervellata en cerebellum, met de Servelaatworst heeft het echter niets van doen - de Duitse Cervelatwurst is een harde worst die lijkt op de salami worst. Het Latijn cerebrum duid op een van de ingrediënten, de hersenen, zodat gesproken kan worden over een echte decervelage worst, een ontherseningsworst, Koning der worsten ! tot tevredenheid van Ubu Roi.



B.D.
Régent de Navigation Épigéenne